SV | Toen nu de vrouw Samuel zag, zo riep zij met luider stem, en de vrouw sprak tot Saul, zeggende: Waarom hebt gij mij bedrogen? Want gij zijt Saul. |
WLC | וַתֵּ֤רֶא הָֽאִשָּׁה֙ אֶת־שְׁמוּאֵ֔ל וַתִּזְעַ֖ק בְּקֹ֣ול גָּדֹ֑ול וַתֹּאמֶר֩ הָאִשָּׁ֨ה אֶל־שָׁא֧וּל לֵאמֹ֛ר לָ֥מָּה רִמִּיתָ֖נִי וְאַתָּ֥ה שָׁאֽוּל׃ |
Trans. | watēre’ hā’iššâ ’eṯ-šəmû’ēl watizə‘aq bəqwōl gāḏwōl watō’mer hā’iššâ ’el-šā’ûl lē’mōr lāmmâ rimmîṯānî wə’atâ šā’ûl: |
Toen nu de vrouw Samuel zag, zo riep zij met luider stem, en de vrouw sprak tot Saul, zeggende: Waarom hebt gij mij bedrogen? Want gij zijt Saul.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Toen nu de vrouw Samuel zag, zo riep zij met luider stem, en de vrouw sprak tot Saul, zeggende: Waarom hebt gij mij bedrogen? Want gij zijt Saul.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!